Proceskosten: de verliezer betaalt? [procesrecht]

Procederen duurt lang en is kostbaar. De rechtbank rekent griffierecht en advocaatkosten lopen vaak snel op. Als een zaak gewonnen wordt, kan de rechter de tegenpartij veroordelen tot het betalen van uw kosten. Is deze kostenveroordeling genoeg? Is het mogelijk meer toegewezen te krijgen?

K. (Kasper) Straathof

Procederen is kostbaar

Vrijwel niemand procedeert voor zijn plezier. Een procedure kost geld. Ook als de procedure wordt gewonnen. Slechts in een beperkt aantal gevallen worden de daadwerkelijk gemaakte kosten gedekt door de kostenveroordeling. De rechter kan gevraagd worden af te wijken van de normale kostenveroordeling om tegemoet te komen aan de belangen van de winnende partij. Dan moet er wel iets bijzonders spelen.

De kosten van een procedure

Een procedure kost tijd, levert stress op en is kostbaar bovendien. Een procespartij moet kosten betalen aan de rechtbank. Die kosten (griffierechten) kunnen oplopen van € 132,– tot maar liefst € 8.519,–. (https://www.rechtspraak.nl/Naar-de-rechter/Kosten-rechtszaak/Griffierecht/Paginas/Griffierecht-civiel.aspx) De hoogte van de kosten is afhankelijk van de zaak zelf, van uw inkomen en of u een onderneming bent of een particulier. Sommige particulieren, met een laag inkomen, komen in aanmerking voor een lager tarief (vanaf € 85,-). Naast het griffierecht moet doorgaans betaald worden voor de inzet van een advocaat. Bij deze blog neem ik als uitgangspunt dat geprocedeerd wordt in een civiele zaak bij de rechtbank.

Proceskostenveroordeling

In de wet staat dat de rechter de verliezende partij in de kosten van de procedure kan veroordelen. Dat komt er doorgaans op neer dat de wederpartij het betaalde griffierecht moet terugbetalen, de deurwaarderskosten en het salaris van de advocaat. Maar het is de rechter die bepaalt welk salaris dat is, ongeacht welk bedrag door de winnende partij daadwerkelijk aan zijn advocaat is betaald. De rechter bepaalt de hoogte van dat advocatensalaris op basis van het liquidatietarief, waarin het aantal proceshandelingen dat is verricht van belang is, alsmede het financieel belang van de zaak (https://www.rechtspraak.nl/Voor-advocaten-en-juristen/Reglementen-procedures-en-formulieren/Civiel/tarieven-kosten-vergoedingen/Paginas/Liquidatietarief.aspx). In de regel dekt de kostenveroordeling bij lange na niet de daadwerkelijk gemaakte kosten. Zo kost procederen ook geld als een zaak gewonnen wordt.

Werkelijke kosten

In vrijwel alle gevallen hanteert de rechter het liquidatietarief. Dat betekent dat de winnende partij toch met een forse kostenpost blijft zitten. Soms is de rechter bereid af te wijken van het liquidatietarief en de daadwerkelijk gemaakte kosten toe te wijzen. Een vordering tot betaling van de werkelijk gemaakte kosten, is volgens De Hoge Raad alleen toewijsbaar als misbruik wordt gemaakt van procesrecht of als sprake is van onrechtmatig handelen. Daarvan is, bijvoorbeeld, sprake als een partij procedeert terwijl heel duidelijk is dat de procedure kansloos is.

Een sprekend voorbeeld speelde zich af bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Daar procedeerde een verzekeraar tegen een partij die een heftruck als gestolen had opgegeven en daarvoor een uitkering van de verzekeraar had gekregen. Later werd bij diezelfde partij een heftruck aangetroffen die een andere kleur had, maar voor het overige sterk leek op de gestolen heftruck. De heftruck had unieke kenmerken die de gestolen heftruck ook had. Daarom vorderde de verzekeraar het uitgekeerde schadebedrag terug. Verzekerde weigerde dat terug te betalen en hield vol dat het twee verschillende heftrucks waren. Het hof oordeelt dat verzekerde willens en wetens een heftruck als gestolen heeft gemeld bij zijn verzekeraar terwijl hij wist dat die niet werkelijk gestolen was. Tijdens de procedure heeft verzekerde tegen beter weten in toch volgehouden dat de heftruck wel gestolen was. Het Hof oordeelt daarom dan ook dat verzekerde in strijd met de waarheidsplicht heeft gehandeld en misbruik heeft gemaakt van procesrecht. Daardoor zijn de kosten die verzekeraar heeft moeten maken voor de procedure feitelijk nodeloos gemaakt en dat resulteert in een veroordeling in de werkelijk gemaakte kosten.

In lijn met dit voorbeeld bracht ik een zaak voor de rechter. Ook daar ging het om verzekeringsfraude, waarbij verzekerde schade aan een auto uitgekeerd had gekregen. Schade die het gevolg geweest zou zijn van een aanrijding. Later bleek dat die aanrijding helemaal niet plaats had gevonden. De rechter overwoog dat verzekerde de verzekeraar nodeloos had laten procederen door niet mee te werken aan het onderzoek naar de schadeoorzaak en door vervolgens tijdens de procedure hardnekkig vast te blijven houden aan haar aantoonbaar onjuiste lezing van de waarheid. Daarmee heeft zij haar waarheidsplicht geschonden en daardoor heeft zij verzekeraar onnodig op kosten gejaagd. De rechter wees de gevorderde werkelijke kosten toe.

In beide fraudezaken is het heel zwart-wit. Er wordt aantoonbaar gelogen. Als een partij dat volhoudt tijdens een procedure, kan de rechter die partij daarvoor straffen door de werkelijk gemaakte kosten toe te wijzen. Dit soort duidelijke voorbeelden is natuurlijk geen schering en inslag. Een volledige proceskostenveroordeling wordt dan ook niet snel toegewezen.

Maatwerk

De rechter kan echter ook aan de (financiële) belangen van de winnende partij tegemoetkomen zonder meteen een volledige proceskostenveroordeling uit te spreken. Ook dat speelde recent in een geschil dat ik voor de rechter bracht.

Al jaren sta ik een ondernemer bij die tegen betaling bepaalde diensten levert. Vrijwel alle afnemers betalen gewoon. Er is helaas een beperkt aantal afnemers dat iedere keer betaling achterwege laat en daarvoor telkens dezelfde argumenten aanvoert. Argumenten die in tal van procedures gewogen en te licht bevonden zijn. In een recente incassoprocedure is de rechter daarom verzocht van het liquidatietarief af te wijken. De rechter deed dat en overwoog daartoe dat X had moeten begrijpen dat zijn herhaalde verweer geen kans van slagen had, omdat daarop al meermaals onherroepelijk is beslist. Door dit verweer te herhalen heeft X de eisende partij nodeloos op kosten gejaagd. Daarom is een afwijking van het uitgangspunt dat het salaris van de gemachtigde wordt gebaseerd op het liquidatietarief, gerechtvaardigd. Vervolgens vermenigvuldigde de rechter de gewone kostenveroordeling met een factor 3. Mijn cliënt hoopt nu dat dit de tegenpartij afschrikt en voorkomt dat weer hetzelfde argument gebruikt wordt als de volgende betaling verricht moet worden.

Conclusie

Hoewel een rechter als uitgangspunt het liquidatietarief hanteert, kan de rechter daarvan afwijken. Dat is een uitzondering. Maar een partij die onnodig op kosten wordt gejaagd doordat de wederpartij tegen beter weten in kansloze standpunten inneemt, moet zich realiseren dat het mogelijk is dat de rechter hem tegemoetkomt. Dat moet dan wel gevorderd en gemotiveerd worden.