Op 20 september 2024 oordeelde de Hoge Raad dat de klachtplicht van artikel 6:89 BW ook van toepassing is op arbeidsrechtelijke loonvorderingen. Betekent dit in de praktijk dat loonvorderingen nu vaak worden afgewezen omdat er te laat is geklaagd? Om antwoord te geven op deze vraag, heb ik enkele recente uitspraken geanalyseerd.
De klachtplicht
In de uitspraak van de Hoge Raad wordt overwogen dat de klachtplicht in beginsel ook van toepassing is op loonvorderingen, tenminste: voor zover het gaat om een vordering wegens te weinig betaald loon. Als er helemaal geen loon is betaald, geldt de klachtplicht niet.
Bij de boordeling van de vraag of de klachtplicht is geschonden, dient de rechter rekening te houden met alle omstandigheden van het geval:
Bij beantwoording van de vraag of is voldaan aan de in art. 6:89 BW besloten liggende onderzoeks- en klachtplicht, dient acht te worden geslagen op alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard en inhoud van de rechtsverhouding, de aard en inhoud van de prestatie en de aard van het gestelde gebrek in de prestatie. Tot de in aanmerking te nemen omstandigheden behoort het antwoord op de vraag of de schuldenaar nadeel lijdt door het late tijdstip waarop de schuldeiser heeft geklaagd. In dit verband dient de rechter rekening te houden met enerzijds het voor de schuldeiser ingrijpende rechtsgevolg van het te laat protesteren zoals in art. 6:89 BW vermeld – te weten verval van al zijn rechten ter zake van de tekortkoming – en anderzijds de concrete belangen waarin de schuldenaar is geschaad door het late tijdstip waarop dat protest is gedaan, zoals een benadeling in zijn bewijspositie of een aantasting van zijn mogelijkheden de gevolgen van de gestelde tekortkoming te beperken.
In deze zaak oordeelde de Hoge Raad dat het hof onvoldoende rekening had gehouden met de omstandigheid dat de werkgever de werktijden niet goed had geregistreerd (terwijl dat wel de verantwoordelijkheid is van de werkgever) en dat de werknemers zich geïntimideerd voelden. Daardoor kon in redelijkheid niet van de werknemers worden verlangd dat zij eerder hadden geklaagd.
Recente uitspraken
Uitspraak 1
Op 11 februari 2025 oordeelde het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in een uitspraak dat de klachtplicht niet was geschonden. Het ging in dit geval om een taxi-chauffeur die sinds 1 augustus 2019 in dienst was. De werkgever betaalde alleen de uren uit waarin de taxi-chauffeur klanten vervoerde, en niet de tijd daarvoor, daarna of daartussen. Deze taxi-chauffeur meende dus dat hij te weinig loon kreeg, en wel sinds 1 augustus 2019.
De werkgever doet onder andere een beroep op de klachtplicht. Het hof wijst dit om twee redenen af:
- Het betreft ook recente loonperiodes;
- De werkgever heeft nooit eerder duidelijk kenbaar gemaakt dat zij niet alle uren uitbetaalde, laat staan welke uren zij niet uitbetaalde. Weliswaar kreeg de werknemer iedere maand een loonstrook, maar daarop stond enkel een totaal van de verloonde uren van die maand. Daaruit bleek dus niet dat en welke correcties waren toegepast. De enkele vermelding van het totaal aantal verloonde uren op de loonstrook is daarvoor een onvoldoende duidelijk signaal, aldus het hof (ook al had de werknemer zijn urenbriefjes wel zelf kunnen optellen, waarna hij tot de conclusie zou zijn gekomen dat er een verschil was). De werknemer kon dus niet weten dat zijn werkgever kennelijk meende dat bepaalde uren niet uitbetaald hoefden te worden en hoefde dus ook niet eerder te klagen, aldus het hof.
Uitspraak 2
Op 26 februari 2025 oordeelde de rechtbank Limburg in een uitspraak dat de klachtplicht niet was geschonden. In dit geval werkte de werknemer sinds 1 januari 2020 voor zijn werkgever, een brandweerkazerne. Werknemer draaide daar 24-uurs diensten, die inhielden dat werknemer van 7:00 tot 7:00 (de volgende dag) fysiek aanwezig moest zijn. Tot 18:00 was er sprake van actieve werkzaamheden en vanaf 18:00 was er sprake van wachttijd waarbij de werknemer stand-by moest blijven staan voor eventuele uitrukken.
Blijkens de salarisstroken zijn de 24-uursdiensten steeds voor 18 hele uren verloond. Bij de rechter vordert de werknemer de resterende uren (6 uur per shift). Hij stelt dus dat hij te weinig loon kreeg.
De werkgever doet een beroep op de klachtplicht. De rechtbank wijst dit af, omdat de werknemer in 2021 en 2022 aantoonbaar vragen heeft gesteld over de uitbetaling van slechts 18 uur (in plaats van 24). Die vragen zijn toen kennelijk beantwoord waarna de medewerker geen verdere actie heeft ondernomen. Uit het feit dat de werknemer deze vragen wel heeft gesteld, blijkt volgens de rechtbank voldoende dat de werknemer kenbaar heeft gemaakt dat hij het niet eens was met de beloning en hiermee is volgens de rechtbank voldaan aan de klachtplicht. Dat de werknemer er vervolgens pas jaren later iets mee heeft gedaan, maakt dat niet anders.
Uitspraak 3
Op 29 januari 2025 oordeelde de rechtbank Zeeland-West-Brabant in een uitspraak dat de klachtplicht wel was geschonden. Het ging in dit geval om een pakketbezorger die van 7 december 2021 tot 7 september 2023 in dienst was bij een koeriersbedrijf.
De werknemer stelde vervolgens (onder andere) dat hij overuren heeft gemaakt die niet zijn uitbetaald. Hij stelt dus dat hij te weinig loon heeft gekregen. De werkgever betwist dat de werknemer de overuren heeft gemaakt en doet een beroep op de klachtplicht. Volgens de werknemer gaat het beroep op de klachtplicht niet op, omdat hij de datalogs pas later heeft ontvangen en toen pas zag hoeveel overuren niet werden uitbetaald. Daarom heeft hij pas later aan de bel getrokken.
De kantonrechter gaat hieraan voorbij. De werknemer wist volgens de kantonrechter hoe laat hij zijn shift begon en eindigde. Het had op de weg van de werknemer gelegen om tijdig – vanaf het moment dat hij op zijn loonstrook kon zien dat niet alle volgens hem gewerkte overuren werden uitbetaald – te klagen over het uitblijven van betaling hiervan. Door zo lang te wachten kan niet meer achterhaald worden of de werknemer de gestelde overuren heeft gemaakt waarvoor hij niet is verloond.
Uitspraak 4
Op 18 december 2024 oordeelde de rechtbank Limburg in een uitspraak dat de klachtplicht wel was geschonden. In dit geval was de werknemer sinds 2021 in dienst bij een schoonmaakbedrijf voor 35 uur per week. De werknemer heeft zich op 30 mei 2023 ziek gemeld en heeft op 8 juni 2023 haar ontslag ingediend. Later is werknemer daarop teruggekomen en heeft een gesprek plaats gevonden. Op 12 juni 2023 heeft werknemer een formulier getekend waarin staat dat zij akkoord is met een urenvermindering van 10 uur.
Op 20 december 2023 – dus 9 maanden later – heeft de werknemer een brief gestuurd waarin zij stelt dat zij recht heeft op uitbetaling van 35 uur. Zij stelt dat zij niet akkoord is gegaan met een vermindering van haar arbeidsomvang, maar dat dat zij alleen heeft getekend dat zij niet meer op een bepaald project werkzaam zou zijn. Zij meende dat door de werkgever een andere opdracht zou moeten worden gegeven voor 10 uur per week.
De werknemer stelt dus dat zij te weinig loon heeft gekregen. De werkgever doet (onder andere) een beroep op de klachtplicht. De rechtbank gaat hier in mee. De rechtbank overweegt:
- dat de werknemer op 12 juni 2023 een helder formulier heeft ondertekend waarin de urenomvang wordt bevestigd;
- Dat de werknemer iedere maand loonstroken heeft gekregen waarop zij had kunnen zien dat zij niet meer 35 uur werd uitbetaald, bovendien kreeg zij ook significant minder (netto) salaris.
- Door werknemer zijn geen omstandigheden aangevoerd waardoor niet van haar verwacht kon worden om eerder dan pas op 20 december 2023 te klagen.
Conclusie
De rechtspraak over de klachtplicht is niet eenduidig; het slagen van een beroep daarop hangt sterk af van de specifieke feiten en omstandigheden van het geval. Bij de beoordeling of de klachtplicht is geschonden, weegt de rechter alle relevante omstandigheden mee.
Heeft u naar aanleiding van deze blog vragen over de klachtplicht of een loonvordering? Neem contact met ons op!