De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 14 mei 2025 een spraakmakende uitspraak gedaan over bestuursaansprakelijkheid bij faillissement. In deze zaak werden meerdere bestuurders, zowel natuurlijke personen als vennootschappen, hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor het boedeltekort. De oorzaak is het bewust laten voortbestaan van een verlieslatend bedrijf in een aparte dochteronderneming, een zogeheten stroppendochter.
Wat was er aan de hand?
De zaak draaide om een dochtervennootschap die was opgericht na het faillissement van een eerdere groepsmaatschappij. Deze ‘nieuwe’ BV had geen eigen verhaalsvermogen, draaide structureel verlies en was financieel volledig afhankelijk van zustervennootschappen. Cruciaal is dat er nooit sprake is geweest van een duurzaam bedrijfsmodel; de onderneming was vanaf het begin feitelijk kansloos.
Vlak voor het faillissement vond er bovendien een oneerlijke verrekening plaats. De voorraden van de BV werden – tegen verrekening – verkocht aan een zustermaatschappij, waardoor er voor crediteuren niets meer overbleef.
De rol van de ‘stroppendochter’
De rechtbank beschouwt het gebruik van deze vennootschap als een klassiek voorbeeld van een stroppendochter: een lege BV die wordt gebruikt om risicovolle of verliesgevende activiteiten op afstand te plaatsen van de moedermaatschappij. Hiermee wordt feitelijk geprobeerd om aansprakelijkheid binnen de groep te vermijden. Dit kan echter niet zonder risico’s.
Volgens de rechtbank had het bestuur moeten handelen toen het duidelijk werd dat er geen uitzicht op verbetering was. Door dat niet te doen, was er sprake van kennelijk onbehoorlijk bestuur in de zin van artikel 2:248 BW. Alle bestuurders werden hiervoor hoofdelijk aansprakelijk gehouden.
Belangrijkste lessen voor bestuurders
Deze uitspraak onderstreept dat bestuurders persoonlijk risico lopen als zij verlieslatende bedrijfsvoering laten voortbestaan zonder een realistisch herstelperspectief. Het oprichten van een aparte BV om risico’s te isoleren biedt niet automatisch bescherming tegen aansprakelijkheid. Die bescherming vervalt wanneer de onderliggende activiteiten financieel onverantwoord zijn en uitsluitend worden voortgezet met interne financiering. Deze financiering moet bovendien transparant, verantwoord en bij voorkeur marktconform zijn opgezet.
Daarnaast rust op bestuurders de verplichting om actief en tijdig in te grijpen wanneer de continuïteit van de onderneming in gevaar komt. Als dat niet gebeurt, kan dat worden aangemerkt als kennelijk onbehoorlijk bestuur. Dit kan leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid.
Wat kunt u doen?
Bent u bestuurder van een onderneming binnen een groep of overweegt u een herstructurering? Dan is het van groot belang dat u beschikt over een doordachte strategie met een degelijke financiële en juridische onderbouwing. Door verantwoordelijkheid tijdig en zorgvuldig te nemen, voorkomt u dat u achteraf persoonlijk aansprakelijk worden gehouden voor schade aan schuldeisers. Heeft u verder nog vragen? Rensen advocaten denkt graag met u mee over uw positie, verantwoordelijkheden en risico’s.